Onderweg naar huis realiseer ik me dat we een nieuwe fase zijn ingegaan. Tijdens de vorige vakantie in september was er nog geen sprake van dit soort activiteiten, want alles in het Engels, dat leek de kinderen maar niets. En ik was het met hen eens, ze zouden de helft niet begrijpen, wat best onhandig is als je een taakje hebt aan boord.
Toen ik een collega-gezins-integratie-coach eens vertelde dat ik het idee had dat ik met de kinderen als het ware twee jaar terug in de tijd was gestapt, begreep ze meteen wat ik bedoelde. Kinderen van zes en acht hebben in België hun eigen leventje met speelafspraakjes, sportactiviteiten en geheimen waar moeders niets van weten. Ze hebben een bepaalde mate van zelfstandigheid. Wèg is dat op het moment dat je hen uit hun vertrouwde omgeving haalt. Opeens zitten we 's middags na school weer in de speeltuin. Waar ze heel schuchter contact maken met kindjes die de helft jonger zijn. Om daar vervolgens spelletjes mee doen op een manier die allang niet meer bij hun leeftijd past. Uit België hoor ik hoe het leven van de vriendjes en vriendinnetjes doorgaat. De oud-klasgenootjes van Reimer kunnen inmiddels lezen. Vriendinnen van Fransje gaan naar de scouting en beginnen met pianoles. En wij zitten nog steeds in die speeltuin.
"Je was wel lang gebleven gisterochtend", zei Reimer vandaag. Met algemene stemmen wordt besloten dat ik ze vandaag alleen mag afzetten en daarna meteen uit het zicht moet verdwijnen. En wat ben ik trots op ze. Opeens waardeer ik de platte "ei" die ik na afloop hoor in het woord "kapseizen" (inderdaad, to capsize) en ik heb zelfs begrip voor de "hoeten" (hats) die tot grote hilariteit in het water terecht waren gekomen.
Je hoort moeders vaak zeggen dat hun kinderen zo snel op een punt zijn dat ze hen niet meer zo nodig hebben en hoe jammer dat is. Ik heb genoten van de extra mamma-tijd de afgelopen maanden. Maar wat is het heerlijk om te zien dat Fransje opeens weer een meisje van acht is en Reimer een jongen van zes.